-
1 market
n. markt; uitverkoop; vraag, aanbod; koopmarkt; verkoopmarkt--------v. aan de markt brengen, omzetten; op de markt kopen; op de markt handelenmarket1[ ma:kit] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 markt ⇒ handel; afzetgebied♦voorbeelden:be in the market for something • iets willen kopenput on the market • op de markt brengenprice oneself out of the market • zich uit de markt prijzen→ sensitive sensitive/————————market2♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉 -
2 marketing
n. het aan de markt brengen; omzet van goederen; ontwikkeling van een strategie voor verkoop van bepaalde producten; verspreiding van goederen[ ma:kəting]
Перевод: со всех языков на все языки
со всех языков на все языки- Со всех языков на:
- Все языки
- Со всех языков на:
- Нидерландский